Tag: Brugstraat

Wijnhandel in een gotisch huis

Deel van de voorgevel met ornament van een wijngod en wijnranken. Foto: L. Tangel/RCE

Aan de gevel van het gotische huis in de Brugstraat is een gebeeldhouwde wijngod aangebracht. Het lijkt een authentiek detail bij dit oude koopmanshuis, maar het ornament is relatief nieuw en werd pas aangebracht bij een restauratie in de jaren 1942-1943, in opdracht van de toenmalige eigenaar, de jong overleden Henri Drehmanns (1919-1945).


Welke beeldhouwer de ornamenten heeft gemaakt is niet precies te achterhalen. In de papieren die betrekking hebben op deze restauratie, in bezit van de familie Drehmanns, duikt de naam van een steenhouwer genaamd Spee op, maar een voornaam of initialen ontbreken. Mogelijk betreft het hier een van de ornamentstekers van die naam die in het verleden hebben gewerkt in het atelier van Pierre Cuypers, al zouden die in 1942 behoorlijk op leeftijd zijn geweest. Voor de vervaardiging van het ornament werden meer dan 250 uur in rekening gebracht.
Het ornament, zo breed als de hele gevel, was eigenlijk één groot reclamebord dat op niet mis te verstane wijze de aandacht vestigde op de business die er door Drehmanns werd gedreven: een wijnhandel. Langer dan een eeuw was het gotische huis aan Brugstraat 7 eigendom van deze familie.
De familie Drehmanns, waarvan de oudst bekende voorvader afkomstig was uit Süchteln (tegenwoordig een deel van Viersen) was één van de families uit het Duitse Rijnland die in de eerste helft van de negentiende eeuw naar Roermond trokken. De betekenis van deze vooral Rijnlandse emigranten voor de ontwikkeling van de stad was aanzienlijk. Het waren van oorsprong Duitse ondernemers als Philip Claus (textielfabrikant) en Jacob Burghoff (papier) die van Roermond een voor Nederlandse begrippen vroeg centrum van industrialisatie maakten.

De eerste Drehmanns die zich in Roermond vestigde, was Frans Joseph (1806-1876). In 1825 trok hij vanuit Krefeld naar Roermond, en zette hier een wijnhandel en likeurstokerij op poten. Daarmee trad hij in de voetsporen van zijn voorvaderen, die ook al actief waren in die branche. In 1857 kocht Frans Joseph Drehmanns het gotische huis in de Brugstraat van de graveur Jan Michiel Dionisy, die het pand lange tijd met zijn vader had bewoond.
In 1858, dus een jaar na de koop van het gotische huis liet Drehmanns het huisje links ervan bouwen. Volgens de voormalige stadsarchivaris Mart Smeets bevond zich daar oorspronkelijk waarschijnlijk een inrijpoort die leidde tot het achtererf van het gotische huis. Een in de kelder van het gotische huis gevonden hardstenen gevelsteen met het jaartal 1628 en de initialen HK (van een bewoner in de 17de eeuw, genaamd Hendrik Kindt) diende mogelijk als sluitsteen van deze poort. Wanneer die toegangspoort is gesloopt, is onbekend. Op de als betrouwbaar te boek staande stadskaart van Herman Janssens uit 1671 is op deze plaats in ieder geval reeds aaneensluitende bebouwing te zien.
Na het overlijden van Frans Joseph Drehmanns in 1876, werd de Roermondse wijnhandel en likeurstokerij voortgezet door zijn zoon Henri (1841-1924) die zich ontwikkelde tot een van de belangrijkste ondernemers van Roermond. De firma Drehmanns had ook nog een tak in Maaseik, waar Louis Drehmanns, een andere zoon van Frans Joseph aan het roer stond.
 Henri Drehmanns was echter degene die de Roermondse wijngroothandel verder uitbouwde. Hij importeerde rechtstreeks van de wijnbouwers, bezocht daarvoor elk jaar de wijngebieden en exporteerde tot het uitbreken van de eerste wereldoorlog op grote schaal wijnen naar Duitsland. In de collectie zaten de duurste wijnen, zoals Mouton Rothschild. Voor zo’n exclusieve wijn moest je natuurlijk diep in de beurs tasten: bij Drehmanns koste hij liefst vier gulden!

Klap

Henri Drehmanns, geportretteerd door Heinrich Windhausen

In 1885 krijgt Drehmanns een enorme klap in zijn privé-leven, als zijn vrouw Caroline overlijdt. Henri is dan 44 jaar, en blijft achter met zijn twee kleine zoontjes, kleuters nog. Met zijn gezin woonde hij aan de Zwartbroekpoort, maar na het overlijden van zijn vrouw besluit hij in te trekken bij zijn moeder en zus, die nog in het ouderlijke (gotische) huis aan de Brugstraat wonen. De opvoeding van de twee jongens wordt voor een gedeelte aan die vrouwen overgelaten, Henri stort zich op zijn werk en op de plaatselijke politiek.
 Drehmanns was één van de kartrekkers van de in 1877 opgerichte RK Kiesvereeniging, kwam in 1887 in de Gemeenteraad, en was van 1897 tot 1913 wethouder. Ongetwijfeld had de familie Drehmanns na 1900 een hele dikke vinger in de Roermondse pap. Niet alleen omdat Henri wethouder en kopstuk van de machtige katholieke partij was, maar vooral ook omdat in dat jaar zijn jongere broer Josephus Drehmanns (1843-1913), werd benoemd tot bisschop van Roermond.
In 1903 verlaat Henri Drehmanns het gotische huis, en koopt hij het grote pand Neerstraat 56 (het huis met het putbeeld, recht tegenover de Paradisstraat).

Kelderruimte

Ondertussen floreerde de wijnhandel, die met name in de afzet richting Duitsland een sterke internationale component had.
Drehmanns had echter één probleem: kelderruimte. De opslagmogelijkheden in het gotische huis waren beperkt, en het ging bepaald niet om een kleine hoeveelheid. In 1890 berekende Henri de voorraad op 97.788 liter, en in de jaren daarna bleef de voorraad hangen rond de 100.000 liter, met uitschieters naar bijna 150.000 liter. Al met al lagen er tweehonderdduizend flessen! Waar moest hij al die wijn laten?
Om de wijn te kunnen opslaan was Drehmanns ertoe over gegaan om op diverse plaatsen in de buurt van de Brugstraat kelderruimte te huren. Zo lag er bijvoorbeeld wijn opgeslagen in de gewelvenkelders aan de Marktstraat (het pand waar tegenwoordig Dagblad de Limburger zit, maar ook verderop, onder het pand van de latere zaadhandel van Wolters). Ook had hij voorraden ondergebracht in het pand Hiegentlich, aan de Markt (tot voor kort: Laumen). En natuurlijk was er de diepe kelder van het gotische huis zelf. In totaal huurde Drehmanns zeven kelders in dit deel van de stad.

De ondergrondse onderkomens garandeerden weliswaar goede en constante temperaturen, maar de verspreiding van de waar over verschillende lokaties was natuurlijk verre van ideaal.
Enige leniging in de nood vormde de aankoop, rond 1900, van een kelderloos pand aan de Roersingel waar de wijn gelijkvloers werd opgeslagen. Dat ‘entrepot’, staat er nog steeds: het huisje met de klokgevel naast restaurant De Roerganger. Het entrepot werd na de oorlog volledig nieuw vormgegeven door architect Jan Bongaerts.
Ondertussen bleef Drehmanns trouwens ook gewelvenkelders huren. Hij moest wel, want de voorraad groeide gestaag verder tot (in 1913) 197.341 liter (263.100 flessen).

Minderbroederssingel

In 1907 greep Drehmanns zijn kans. Aan de Minderbroederssingel werden de laatste restanten van de oude stadswallen gesloopt, waardoor er tegen gunstige voorwaarden (zes gulden per vierkante meter) grond vrij kwam, direct grenzend aan de achtertuin van zijn pand in de Neerstraat. Henri Drehmanns (inmiddels 66 jaar oud) bouwde er een nieuw, hypermodern bedrijfspand, waarin een grote opslagruimte werd gerealiseerd. Op twee niveaus liet hij een smalspoortje aanleggen, om de ‘order picking’ efficiënter te laten verlopen. In de voorraadkelders voerde het spoortje naar een soort overlaadplateau. Daar konden de flessen door middel van een elektrische (!) takelinstallatie een verdieping hoger worden gehesen, waar ze werden geëtiketteerd en klaargemaakt voor verzending. Ook de bovengrondse ruimtes waren door middel van een smalspoortje met elkaar verbonden.
Zeker in kleine, stedelijke bedrijven kwamen smalspoortjes weinig voor. Het toeval (of niet?) wil, dat er hier twee vlak bij elkaar lagen, die beide dateerden van 1907. Even verderop, in de Neerstraat, had Jacques Cillekens (van ijzerwarenhandel Cillekens-Dreessens) immers óók een smalspoortje laten aanleggen, dat de verschillende delen van zijn onderneming met elkaar verbond. Je vraagt je af of Drehmanns en Cillekens, in die tijd beide gearriveerde maar nog altijd uiterst ambitieuze ondernemers, het er met elkaar over hebben gehad.
Het gotische huis was vanaf die tijd niet meer het punt van waaruit de wijnhandel plaatsvond en werd verhuurd aan H. Engels, die er een winkel in ‘galanterieën en metaalwaren’ vestigde.

Straatbeeld van de Brugstraat omstreeks 1920, toen het gotische huis tijdelijk verhuurd was aan H. Engels. Het ornament boven de etalages is er in die tijd nog niet.

Tikje zelfingenomen

Henri Drehmanns was een van de grote ondernemers van Roermond in het fin de siècle. Een man die lange tijd in het centrum van de macht stond. Hoe groot die macht was toen hij zelf wethouder, en zijn broer bisschop van Roermond was, laat zich raden. Hoe dan ook: een bijzonder energieke entrepreneur en politicus, een harde werker die betrokken was bij belangrijke initiatieven als de bouw van het slachthuis, en de aanleg van de tramverbindingen naar de omliggende dorpen.
Maar hij wordt ook gekarakteriseerd als drammerig en een tikje zelfingenomen.
 Die laatste karaktertrek lijkt hem parten te spelen als het bij de raadsverkiezingen van 1913 aankomt op een tweede stemronde, waarbij het gaat tussen Drehmanns en zijn rivaal dr. L. Stijns. Aan zo’n herstemming heeft Drehmanns, die dan al 26 jaar in de raad zat, totaal geen behoefte: hij werpt de handdoek in de ring, verklaart niet langer uit te zijn op verlenging van zijn mandaat en zegt de politiek abrupt vaarwel. Het lijkt erop dat hij zich in de steek gelaten en onbegrepen voelt door het electoraat van de stad, die hij zo lang heeft gediend.
 Nog datzelfde jaar verlaat hij niet alleen de politieke arena, maar ook de stad Roermond. Hij verhuist naar Maaseik, de geboorteplaats van zijn jong overleden vrouw én de stad waar de Belgische tak van het bedrijf was gevestigd. Ondanks dat Henri het vast even had gehad met Roermond, werd zijn vertrek óók ingegeven door het overlijden van zijn broer Louis, die de zaak in Maaseik bestierde. In Maaseik vestigt Drehmanns zich in de prestigieuze Boschstraat, achter de Markt.

Rampjaar

In de door Henri’s kleinzoon Jos (1925-2018) geschreven familiekroniek wordt het jaar 1913 bestempeld als een ‘rampjaar’. Daarmee wordt niet alleen gedoeld op de politieke nederlaag van Henri en het overlijden van broer Louis. Later dat jaar overlijdt ook Josephus, de bisschop.
 Een ramp van een heel andere orde voltrok zich een jaar later, toen in 1914 de eerste wereldoorlog uitbrak. Nederland bleef weliswaar neutraal, maar met de wijnexport was het  onmiddellijk gedaan. Drehmanns’ handel met Duitsland stortte compleet in: het kwartaal direct vóór het uitbreken van de oorlog bedroeg de export nog 9710 liter (13.000 flessen), het kwartaal erop nog maar tachtig liter…
In 1911 was een van Henri’s zonen, eveneens Henri (1883-1941) geheten, in de zaak gekomen. Nadat Henri senior in 1924 overleed, zette deze de zaak voort. Henri junior was ook degene die in 1935 het gotisch huis aan de Brugstraat een eerste keer restaureerde, en dat opnieuw deed toen het pand in de tweede wereldoorlog wederom schade had opgelopen.
Na de tweede wereldoorlog werd het bedrijf voortgezet door Jos Drehmanns, kleinzoon van Henri en later tevens directeur van het Limburgs Dagblad. Hij bouwde in 1955-1956 een woonhuis en kantoorruimte bovenop de wijnkelder aan de Minderbroederssingel 7. In 1973 besloot hij bij gebrek aan een opvolger om de wijnvoorraad te verkopen, waarmee na 150 jaar een einde kwam aan het familiebedrijf in Roermond. Het gotisch pand aan de Brugstraat werd kort na 1980 verkocht aan de familie Van den Bergh, die er nog steeds een sportzaak in drijft.

V.l.n.r.: het gotische huis in de jaren 1980, detail van een kruisvenster met daarboven de afbeelding van een wijngod, en het voormalige depot aan de Roerkade.

Met dank aan de heer J.J.M.H. Drehmanns, voor het ruimschoots en vriendelijk verschaffen van informatie over de wijnhandel en het gotische huis.