Laat-middeleeuwse houten beelden in Heinsberg

Wie in het Palais de Beaux-Arts in Lille de zaal met de collectie houten beelden binnenwandelt, loopt bijna direct tegen een zestiende-eeuws Maaslands werk aan, dat wordt toegeschreven aan de Meester van Elsloo. Het stelt een pezige, nors kijkende kerel met een baard voor die een touw vasthoudt.


Wat de precieze betekenis van het beeld was, werd pas in 1989 ontdekt door de Nederlandse kunsthistoricus Guido de Werd. Hij merkte op dat er een verband was tussen het beeld in Lille en een kruisdragingsgroep die is opgesteld in de Sint-Gangulfuskerk in Heinsberg. De Heinsbergse beeldengroep stelt Jezus voor die het kruis op zijn schouder draagt en daarbij wordt geholpen door de achter hem lopende Simon van Cyrene. Pas door de ontdekking van De Werd werd de betekenis van het beeld in Lille duidelijk: hier was de beul uitgebeeld, die Jezus aan een touw achter zich aantrok. In de oorspronkelijke setting stond deze figuur dus voor de kruisdragers.

Onder de kunsthistorici die zich bezighouden met de Meester van Elsloo is er geen twijfel dat De Werd het bij het juiste eind had. Maar hoe is het beeld van de beul uit de Heinsbergse groep dan in Lille terecht gekomen? Volgens een verhaal dat is na te lezen in een beschrijving van de kerk, werd de figuur van de beul door de plaatselijke bevolking aangezien voor Judas – de verrader van Jezus. Dat zou ertoe hebben geleid dat het beeld elk jaar op Goede Vrijdag werd bespuugd door de parochianen en dat mensen zich er enorm over opwonden. In 1875 zou de pastoor van Heinsberg daarom hebben besloten dat het nu wel welletjes was geweest, waarna hij het beeld verkocht aan een kunsthandelaar te Lille. Of dit de werkelijke toedracht is geweest, of dat ook een financieel belang misschien heeft meegespeeld, vertelt het verhaal niet.

Welke beeldsnijder schuilgaat achter de naam ‘Meester van Elsloo’ is een raadsel dat kunsthistorici al tientallen jaren bezighoudt. De naam werd in 1940 door Sef Timmers gegeven aan een anonieme meester-beeldsnijder waarvan het meest karakteristieke werk volgens hem een Annatrits in de kerk te Elsloo was, en aan wie Timmers op grond van stijlovereenkomsten nog enkele andere beelden toeschreef. De ‘Meester van Elsloo’ is een ‘noodnaam’ die gebruikt wordt voor een onbekende beeldsnijder, maar misschien ook enkele met elkaar samenwerkende beeldsnijders of een atelier.

In de loop der jaren ontstonden meerdere van dit soort noodnamen. Zo hadden we een Meester van Beek (naar een calvariegroep in de kerk van het Belgisch-Limburgse Beek), een Meester van Siersdorf (naar diverse beelden in de plaatselijke Sint-Jan de Doperkerk) en een meester van Maaseik (naar een Annatrits in de Sint-Catharinakerk aldaar). Ook de Heinsbergse beelden werden in de jaren 1950 toegeschreven aan een ‘eigen’ meester’ de Meester van de Heinbergse Kruisdraging, die dan weer werd beschouwd als een leerling van de Meester van Beek.

Een aantal van die noodnamen zijn tegenwoordig als het ware samengesmolten: ze worden in verband gebracht met het beeld in Elsloo en gekoppeld aan de daarnaar genoemde meester. Een gevolg is wel dat er inmiddels al meer dan 200 beelden worden toegeschreven aan de Meester van Elsloo, een wel erg groot aantal voor een werkplaats die waarschijnlijk zeer bescheiden van omvang was.

Hoe dat ook zij, de Heinsbergse beeldengroep is omstreeks 1520 gemaakt en wordt beschouwd als zijnde van een bijzonder hoog niveau, ook in vergelijking met andere werken die aan de Meester van Elsloo zijn toegeschreven. De beelden die nog in de Sint-Gangulfuskerk staan, hebben in de negentiende eeuw een neogotische polychromie gekregen, het beeld in Lille is onbeschilderd.


Meer lezen: