De plaats waar men eenieder recht doet

Informatiebord met het door Har Sillen ontworpen gedenkteken, niet ver van waar ooit de Galgenberg van het graafschap Horn lag.

Een van de meest tragische en tegelijk gruwelijkste gebeurtenissen die Mart Graef beschrijft in zijn boek over de Galgenberg van het graafschap Horn, is de terechtstelling van de uit Haelen afkomstige Merriken Rappen, in 1622.

Acht jaar daarvoor, in 1614 was Merriken tijdens de grote heksenprocessen in Roermond aangewezen als heks. Die beschuldiging kwam van Itgen Waijen van Neer, een van de tientallen vrouwen die destijds in Roermond werden terechtgesteld en aan wie was gevraagd welke heksen ze nog meer kenden.
Ondanks de ernst van de beschuldigingen slaagde Merriken erin om aan de andere kant van de Maas nog liefst acht jaar uit de handen van justitie te blijven, maar in 1622 waren haar dagen geteld. Op 12 mei van dat jaar toonde de drossaard Adriaen Peuijn aan het gerecht van de hoofdbank Haelen een uittreksel van het verhoor van Itgen Waijen. De daarin als tovenares aangewezen Merriken Rappen liep nog steeds vrij rond, terwijl er volgens Peuijn “onder die nabuerschap” nog steeds klachten waren “van het verderff van menschen ende beesten”. Dit zou allemaal het gevolg zijn van tovenarij en hij verzocht derhalve de acht jaar daarvoor als heksen aangewezen personen te mogen vastzetten in de gevangenis in het kasteel Horn en hen daar te verhoren. Het gerecht stond dat toe, waarna Merriken werd vastgezet en verhoord.

Scherp examen

Ongetwijfeld vond er een ‘scherp examen’ plaats, waarbij Merriken werd gefolterd. Hoe dat precies verliep en hoe vaak zij werd verhoord, is niet duidelijk maar zeker is wel dat zij uiteindelijk brak en bekende dat zij ‘van de conste‘ was. En niet alleen dat: ook had ze God afgezworen, mensen en dieren doodgetoverd, geslachtsgemeenschap gehad met de duivel, en haar nog ongeboren kind aan hem afgestaan. Merriken bekende kortom alles wat er maar te bekennen was of wat aan haar werd voorgelegd.
Op 28 mei kwam het tot de onvermijdelijke terechtstelling. Dat betekende overigens niet per se de vuurdood. Als heksen berouw hadden en weer terugkeerden tot het geloof, toonde justitie zich genadig en kwamen ze aan de wurgpaal aan hun einde. Pas daarna werd hun lichaam dan verbrand. Ziedaar de wurgpaal als een vorm van barmhartigheid en civilisatie in de ‘gouden eeuw’.
Zelfs de genade van de wurgpaal was Merriken echter niet gegund. Wat er precies gebeurde is niet bekend, maar ondanks dat de pastoor van Horn en twee Franciscaner broeders uit Weert op haar inpraatten, toonde ze geen berouw en bekeerde zich niet tot God. Graef neemt aan dat de vrouw in uiterste paniek vóór de executie buiten zinnen was geraakt, een scenario dat niet onwaarschijnlijk is, temeer omdat men zich kan voorstellen dat ze zich gedurende de acht jaar na de fatale beschuldigingen door Itgen Waijen nooit op haar gemak kan hebben gevoeld.
Het gevolg was dat ze aan een staak werd vastgebonden om levend verbrand te worden. Zelfs bij dat afschuwelijke tafereel bleef het niet, want Merriken wist zich los te rukken “alzoo dat men se tot twee maelen toe opt vuer gesmeten heeft ende alzoo verbrant.”

Onreine plaatsen

Gevangenen werden vastgezet in wat wel ‘de toren’ werd genoemd. Waarschijnlijk werd er deze toren van het kasteel in Horn mee bedoeld.

De plaats waar men eenieder recht doet“, werd de Galgenberg genoemd. We weten inmiddels wel beter. Hoeveel mensen hierin de loop der eeuwen zijn terechtgesteld, zal wel nooit bekend worden, daarvoor zijn er eenvoudig te veel gegevens verloren gegaan. Het moeten er echter honderden zijn geweest, sinds de eerste gedocumenteerde executie in 1487.
In het verleden werden oude executieplaatsen nog lang aangeduid als ‘onreine’ plaatsen, die buiten de gemeenschap lagen en waar maatschappelijke paria’s naartoe werden verbannen. Het zal wel toeval zijn, maar opvallend is wel dat uitgerekend op deze plaats later een woonwagenkamp werd aangelegd.
Vooral door drastische planologische ingrepen is er tegenwoordig niets meer dat nog aan deze plaats herinnert, die lang omgeven was door een waas van geheimzinnigheid. Op de voormalige executieplaats, staan tegenwoordig fantasieloze vierkante bedrijfsgebouwen. Gelukkig heeft Heemkundevereniging Horn het voor elkaar gekregen dat een eindje verderop een informatiepaneel en een gedenkteken is geplaatst.

Precies hoeveel vrouwen in 1622 werden beschuldigd van hekserij en op de Galgenberg de dood vonden, is niet bekend. Graef volgt de lotgevallen van elf slachtoffers die in dat jaar werden vervolgd, maar het zijn er misschien meer dan twee keer zoveel geweest. Veertien jaar later begon bovendien een tweede golf van heksenvervolgingen, nu op initiatief van de nieuwe drossaard Cornelis van Randenraedt. Opmerkelijk: de in Roermond vereerde Johanna van Randenraedt, van wie werd gezegd dat zij ‘in de geur van heiligheid’ overleed en aan wie allerlei wonderen werden toegeschreven (die natuurlijk niet werden uitgelegd als toverij, maar juist getuigden van een bijzondere band met God) was een nicht van deze Cornelis.
Waarom Van Randenraedt de heksenvervolging zo energiek weer oppakte, is een raadsel want het was al geruime tijd rustig op dat gebied en ook van hogerhand werden geen initiatieven genomen. Graef veronderstelt dat hij zich als nieuwe en energieke bestuurder wilde bewijzen, en door krachtdadig optreden liet zien dat hij de juiste man voor de job was.

Natuurlijk waren het niet alleen vermeende heksen die op de Galgenberg aan hun einde kwamen. Ook dieven, rovers en leden van ‘bokkenrijdersbenden’ werden er terechtgesteld. Uit de processtukken die in het boek worden besproken, blijkt dat het vaak jongens waren die niet deugden. Bikkelhard, niets en niemand ontziend en grof in de mond. “Draeyt maer toe in duyvels naem” waren de laatste woorden van enkele misdadigers, toen ze al tegen de wurgpaal stonden.
Maar op de achtergrond doemt ook steeds het beeld op van uitzichtloze armoede. Het boek laat niet alleen zien hoe het rechtssysteem in die tijd werkte, maar geeft aan de hand van de processtukken ook een blik in het leven van de lagere bevolkingslagen in de zeventiende en achttiende eeuw, in onze streek. En dat is bijzonder.


Mart Graef, De galgenberg van het graafschap Horn, uitg. Heemkundevereniging Horn, 2016.