Christus Triomfator uit de dertiende eeuw

Hoog in het koor van de Munsterkerk staat dit Christusbeeld. Het dateert uit de dertiende eeuw en wordt beschouwd als het oudste vrijstaande romaanse beeld van Nederland.

Christus is staand uitgebeeld en houdt in zijn linkerhand een banier, als teken van de overwinning op de dood. Het is dus de herrezen Christus die hier is afgebeeld, Christus Triomfator. Met zijn rechterhand maakt hij een, zo lijkt het, zegenend gebaar. Mogelijk dient het op de borst houden van de rechterhand echter als een biddende houding te worden gezien. In zijn boek over middeleeuwse grafkunst wees Hans Körner er op dat dit tot ver in de twaalfde eeuw de gebruikelijke gebedshouding was en dat pas vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw de handen bijeen worden gebracht om een biddende houding uit te beelden.

Het Christusbeeld is door J.Timmers in relatie gebracht met de grafbeelden van de graaf en gravin van Gelder, waar het een iconografisch geheel mee zou vormen. Volgens Timmers blikken graaf en gravin op naar het Christusbeeld, in afwachting van hun herrijzing. Om de perspectivische vertekening van het hoog geplaatste beeld voor de toeschouwer op te heffen zou de beeldhouwer het hoofd en de romp van de Christus onnatuurlijk groot hebben gemaakt.

De interpretatie van Timmers veronderstelt dat de drie beelden zijn gemaakt voor de plaats waar ze zich nu bevinden, en dat ze nooit een andere plaats in de kerk hebben gehad.
Het is een aantrekkelijke theorie, maar zekerheid hierover is er niet. Zo is het maar de vraag of een beeldhouwer uit de dertiende eeuw al rekening zal hebben gehouden met perspectivische vertekening? Ook is niet zeker of het beeld altijd op een hoge plaats heeft gestaan.
Daarnaast staat niet vast dat de beelden van de graaf en gravin werden geconcipieerd als liggende beelden (gisanten). Timmers zelf onderkende dat en schreef dat het erop lijkt dat de grafbeelden “in eerste opzet als staande figuren zijn gedacht.” Mogelijk waren het oorspronkelijk staande beelden, die later een nieuwe functie als grafbeeld kregen, zoals H. Kockerols veronderstelt. Als dat zo was, dan moeten de beelden van het grafelijk paar in een andere relatie hebben gestaan met het christusbeeld, áls zo’n relatie er al was. De theorie van Timmers wordt door Kockerols als “romantisch” omschreven.
Ook G. Venner merkt op dat Timmers zienswijze niet wordt ondersteund door voorbeelden elders, maar tekent tegelijk aan dat dergelijke voorbeelden ook moeilijk te vinden zullen zijn omdat de tombe in Roermond een van de weinige is die sinds de dertiende eeuw op zijn oorspronkelijke plaats is gebleven.

Het Christusbeeld is in de negentiende eeuw voorzien van een neogotische polychromie, die echter in het begin van de twintigste eeuw weer werd verwijderd.