Arnold von Harff: reiziger aan het begin van een nieuwe tijd

In de crypte van de kerk van Lövenich (gemeente Erkelenz) is de grafsteen van ridder Arnold von Harff bewaard. De zandstenen sierplaat (2,40 mtr hoog en 1,20 mtr breed) toont de ridder ten voeten uit. De overledene is in diep reliëf uitgebeeld, gekleed in harnas, en met gevouwen handen. De voeten steunen op een hond (een symbool van trouw) of op een leeuw (symbool van de opstanding), beide veel voorkomende motieven. Op zijn hoofd draagt hij een helm waarvan het vizier geopend is. Daaromheen is een band gedrapeerd met de tekst IN DEM JAERE MCCCC(V) STARF DER STRENGE HER ARNOLT VON HARVE RITER.


Grafbeeld Arnold von Harff
Het grafmonument van ridder Arnold von Harff. Het bevindt zich in de crypte van de katholieke kerk in Lövenich.

De steen zelf is al een bijzonderheid, want dit soort in diep reliëf uitgevoerde grafmonumenten waarop de overledene is uitgebeeld, zijn er in onze streek nog maar weinig. Oorspronkelijk zal de zware plaat het graf van de overledene hebben bedekt, dat zich wellicht op een prominente plaats in een kerk bevond. Welke kerk dat was is niet vastgesteld, maar de meest voor de hand liggende optie is dat Harff werd begraven in een voorloper van de huidige kerk, die in de negentiende eeuw werd gesloopt.

Het grafmonument is interessant en dat geldt niet in mindere mate voor Harff zelf. Van 1496-1498 maakte hij een pelgrimstocht waarbij hij niet, zoals gebruikelijk, naar slechts één stad reisde maar tijdens zijn reis de drie belangrijkste christelijke pelgrimssteden bezocht (Rome, Jeruzalem of Santiago de Compostela) alsmede enkele andere pelgrimssteden.
Aan weerszijden van het hoofd zijn op de grafsteen velden gebeeldhouwd die hier naar verwijzen. De symbolen op het linkerveld hebben betrekking op de pelgrimsdoelen in het oosten. In de richting van de wijzers van de klok zijn dat vanaf linksboven het patriarchenkruis (een verwijzing naar Constantinopel), de winkelhaak (het attribuut van de apostel Thomas in Malaipur, India), de draak van St.Joris (een verwijzing naar Beiroet) en het wiel met zwaard, dat symbool staat voor het graf van de H. Catharina in Sinai.
De symbolen op het veld rechts van het hoofd hebben betrekking op de pelgrimssteden in het westen: Rome (de sleutels van St.Petrus), Santiago de Compostela (de staf met de fles), Mont Saint-Michel in Normandië (het symbool hier is een door de H. Michael overwonnen draak). Het zogenoemde Tau-kruis linksonder verwijst naar het klooster Saint-Antoine-en-Viennois, de thuisbasis van de hospitaalbroeders.

Het boek dat Harff over zijn reis schreef, wordt beschouwd als een hoogtepunt van de Duitstalige reisliteratuur van de late middeleeuwen. Hoewel, Duitstalig? Harff schreef zijn reisverslag in zijn eigen taal, het Rijnlands, en dan met name de taalgroep die tegenwoordig (naar het Germaanse volk) ‘Ripuarisch’ wordt genoemd en waartoe bijvoorbeeld het dialect van de Oostelijke Mijnstreek behoort. Een soort mengeling van oud-Duits en oud-Nederlands.
De taal maakt duidelijk dat de Nederrijn ‘zijn’ streek was, zoals de Nederrijn ook zijn referentiekader was. De steden die hij tijdens zijn reis bezocht, vergeleek hij met plaatsen uit de streek die hij en zijn lezers goed kenden. Het slot van de sultan in Caïro was ongeveer net zo groot als heel Düren. Over Alexandrië (Egypte) merkte hij op dat het “niet vil mynre sijn en sal dan Coelne”. (78) Die stad zal dus niet veel minder zijn geweest dan Keulen. In Rosetta is de breedte van de Nijl vergelijkbaar met die van de Rijn in Keulen.

Wie was Arnold von Harff? Waarom ging hij op reis? En wat was daar zo bijzonder aan?
Een pelgrim die een boek schrijft over zijn reis was uiteraard geen gewone jongen van het volk. Harff was een telg uit een adellijk geslacht uit de Nederrijn dat al in de dertiende eeuw opduikt in de eigendomsregisters van Keulen.


Schloss Harff
Het slot Harff, niet lang voor de sloop

Het stamslot (Schloss Harff) lag iets ten noorden van Kaster en werd omstreeks 1348 gebouwd, mogelijk op fundamenten van een oudere voorganger. Hier werd Arnold in 1471 geboren, als tweede zoon van Adam von Harff en Richardis von Hoemen. Arnolds vader was landdrost van Gulick en ‘Amtman’ in Kaster, met andere woorden een hoge functionaris in dienst van de hertog. Zijn moeder Richardis was een dochter van Willem van Hoemen, burggraaf van Odenkirchen. Zowel het kasteel als het dorp Harff dat aan de voet van het kasteel was ontstaan, werden in 1974 gesloopt in verband met de bruinkoolwinning. In november 1483, toen hij dus net twaalf was geworden, werd Arnold ingeschreven aan de universiteit van Keulen. Hij had dus een goede opleiding genoten, wat wordt weerspiegeld in zijn reisverslag waarin hij blijk geeft van kennis van het Latijn maar vooral ook van een brede belangstelling en oog voor detail.
In 1504 huwde hij met Margarethe von dem Bongart, een dochter van Johan von dem Bongart die net als Adam von Harff Amtman was, in zijn geval in Nörvenich en Monschau. In datzelfde jaar 1504 werd Arnold benoemd tot schatmeester van Gelder. Het echtpaar Von Harff-Von dem Bongart bleef kinderloos. Toen Arnold in 1505 overleed, woonden ze op het tegenwoordig verdwenen kasteel Nierhoven, net buiten Lövenich.

Zelf omschreef Harff zijn boek vooral als een reisgids, dat hij aanbood aan hertog Willem van Gulick en diens gemalin. Mocht de hertog ooit het plan opvatten om een pelgrimstocht te maken, dan zou hij in het werk van Harff de nodige aanwijzingen kunnen vinden. Daarom wordt van elke etappe tussen twee plaatsen de afstand vermeld en zegt hij regelmatig iets over het verloop van de weg: waar deze zich splitst, langs welke dorpen of rivieren het gaat, waar een brug is. Maar het boek is toch vooral een soort Lonely Planet-gids avant la lettre. Harff neemt de lezer mee op zijn wandelingen door de steden die hij bezocht. Hij vertelt over opvallende gebouwen of gebeurtenissen die zich in een bepaalde plaats hadden voorgedaan, over plaatselijke gebruiken, over de taal, over de betaalmiddelen enz.
Ook al bezocht Harff de drie belangrijkste pelgrimssteden, volgens de Keulse historicus Willi Spiertz moet zijn reis vooral worden beschouwd als een educatieve tocht, een beetje zoals Nederlandse schilders later een ‘Grand Tour’ naar Italië maakten. Ook de zucht naar avontuur zal een rol hebben gespeeld evenals misschien de gedachte dat je met een dergelijke reis je cv mooi kon oppoetsen. Harff wilde zich presenteren en profileren als een man van de wereld die ondanks zijn leeftijd kon bogen op de nodige levenservaring. Spiertz wijst erop dat Harffs boek wellicht niet voor niets zoveel afbeeldingen bevat waarop hij (altijd herkenbaar aan zijn baard en pelgrimsstaf) wordt afgebeeld.


Plaat uit het reisverslag van Arnold von Harff
Plaat uit het reisverslag van Arnold von Harff

Harff was inderdaad geen typische pelgrim. Regelmatig week hij af van de gebruikelijke pelgrimswegen en hij zag er ook niet tegenop om zo nu en dan een omweg te maken. Ook reisde hij niet samen met andere pelgrims maar zocht hij vooral het gezelschap van (Duitse) kooplieden. In de Arabische wereld deed hij zich voor als Venetiaans koopman.

In een aantal zaken toonde hij zich echter weer wél een pelgrim, bijvoorbeeld waar hij poogde om zoveel mogelijk aflaten te verzamelen. Bij alle beschrijvingen van kerkelijke gebouwen, de kunstwerken en de enorme hoeveelheid relieken die er werden bewaard, vergat hij niet om steeds weer aan te geven hoeveel aflaten er konden worden verdiend. In Rome, waar hij in de vastentijd van 1496 werd rondgeleid door de Wassenbergse proost Johan Payl (“eynen guden vrunt”) werden sommige kerken vier of vijf keer bezocht, omdat er een hoop aflaten waren te verdienen. Vooral het bezoek aan de St.Paulus buiten de Muren tikte aan, met een aflaat van 40 duizend jaar. Al met al haalde Harff tijdens zijn reis eeuwen aan aflaten op.
Soms lijkt hij echter ook een kritische houding in te nemen, met name waar het de relieken betrof. Een armreliek van de apostel St.-Thomas had hij al in diverse kerken gezien, onder meer in de St.-Servaas in Maastricht en in Rome. Ook in Rhodos werd een armreliek van St.-Thomas bewaard, “der ich vil gesien hain.” Veelbetekenend voegt hij eraan toe “… die irronge der geystlicheyt laiss ich got scheyden.” (p.73) Over de dwalingen van de geestelijkheid moet God zich maar uitspreken.

Aflaten
In de katholieke theologie konden zonden die in de biecht waren beleden worden afgekocht, waardoor de zondaar na de dood een kortere tijd hoefde door te brengen in het vagevuur. Hoe meer aflaten iemand verzamelde, hoe korter de straftijd die in het vagevuur moest worden doorgebracht.
Oorspronkelijk konden aflaten worden verdiend door goede werken te doen, door te bidden, aalmoezen te geven, op pelgrimstocht te gaan, door te vasten enz. Maar vanaf de twaalfde eeuw was er in toenemende mate sprake van aflaathandel die gaandeweg een verdienmodel werd van de kerk. Dit was een van de punten waartegen Luther later zo fel protesteerde. Juist in de periode dat Harff zijn reis ondernam, bereikte de aflatenhandel zijn hoogtepunt.

Het reisverslag van Harff is vooral van waarde omdat het een inkijkje biedt in de periode waarin hij leefde. Tegenwoordig wordt soms gezegd dat toen de middeleeuwen werden afgesloten en een nieuwe tijd begon. De tijdgenoten zullen het anders hebben beleefd, maar desalniettemin waren dit de jaren van de grote ontdekkingen, van nieuwe stromingen in de kunst en de wetenschap, en van toenemende godsdienstige spanningen die niet veel later tot de Reformatie zouden leiden. Dichter bij huis was het een periode waarin de Bourgondisch-Habsburgse dynastie steeds meer macht naar zich toe trok, en zodoende in toenemende mate een gevaar werd voor de dan nog zelfstandige hertogdommen aan de Nederrijn.

Ondanks de inkijkjes die Harffs verslag aan ons biedt, kan niet alles wat hij opschreef letterlijk worden genomen. Sterker nog, sommige delen van het verslag zijn aantoonbaar verzonnen. Dat geldt op de eerste plaats voor zijn beschrijvingen van fabeldieren, die een soort vast ingrediënt vormden in de middeleeuwse reisliteratuur. Een ander bekend element was het bestaan van de mythologische priester Johannes (pape Jan) die in Oost-Azië een fabelachtig rijk zou leiden. Harff ging er helemaal in mee en zoog een ontmoeting met een afgezant van priester Johannes uit de duim. Ook is duidelijk dat Harff niet in Madagascar was en dat hij niet de bronnen van de Nijl ontdekte, zoals hij beweerde.
Aangenomen wordt dat hij de beschrijvingen van sommige steden baseerde op bestaande literatuur zonder dat hij die zelf had bezocht. Volgens E. Von Groote, die in 1860 het boek uitgaf, is het zelfs onduidelijk of Harff wel in Venetië was.

Na Rome was Jeruzalem de tweede belangrijke bedevaartplaats die Harff bezocht. Via Turkije reisde hij weer terug naar Italië, om vervolgens via Zuid-Frankrijk naar Spanje en Santiago de Compostela te reizen. Via Normandië (waar hij Mont Saint-Michel bezocht) ging het naar Parijs waar hij door de Franse koning Lodewijk XII tot ridder werd geslagen, om vervolgens via Spiers, Worms, Aken en Keulen naar Heinsberg te reizen.

Het is tragisch dat Harff daarna nog maar enkele jaren leefde. Het grafmonument in de kerk van Lövenich weerspiegelt nog de status van de jong gestorven ridder. Aardig is dan weer dat er tegenwoordig een wandelroute is die de naam van Harff draagt, en die is gemarkeerd met een illustratie uit zijn boek. Het verslag van zijn reis werd in 1860 voor het eerst uitgegeven door de Keulse literatuurwetenschapper en politicus Eberhard von Groote. Sinds die tijd zijn er tal van taalwetenschappers en historici in de weer met Harff. Er zijn studies verschenen over verschillende onderdelen van zijn reis, zijn boek is vertaald in het Engels en wordt regelmatig herdrukt.